Als iemand vroeger aan SmaRts vroeg: “Wat wil je later worden als je groot bent?”, zei ik steevast: “Dokter!”. Ik wilde altijd dokter worden. Ingegeven door mijn grote voorbeeld: die huisarts die ook gewoon een goede vriend van mijn ouders was. “Schoolziek is geen ziekte!” O, zo streng was ie. En maar hameren op mijn handschrift: “Je moet net schrijven en consequent alle a-tjes op dezelfde manier en alle r-en op dezelfde manier!” Toen ik naar de middelbare school ging, kreeg ik van hem mijn woordenboeken Duits. Er zat een klein receptenbriefje voorin, waarop in het Duits geschreven stond: “Der Mensch lebt nicht vom Brot allein”. Zijn manier om mij te motiveren. En om me te leren dat leren belangrijk is. Belangrijk voor mijn ontwikkeling, belangrijk voor mezelf.
Ik struikelde over natuurkunde, waardoor een medicijnstudie uiteindelijk niet meer in het vooruitzicht lag. Ik koos het eerstvolgende alternatief: verpleegkundige in een ziekenhuis. Dichter bij het vak van arts kon ik naar mijn idee niet komen. Ook toen kreeg ik van hem opnieuw de beste adviezen. Van één ervan hoor ik de echo nóg in mijn hoofd: “Weet dat de lastige patiënten de gevaarlijksten zijn: negen keer zeuren ze om niets. De tiende keer wil je misschien niet luisteren, maar doe het toch: het kan juist dán menens zijn!”.
Toen hij er de leeftijd voor had, droeg hij zijn praktijk over. De contacten verwaterden, hij en zijn echtgenote reisden veel en werden ouder. Maar altijd waren er nog die kerstkaarten. Soms kwam ‘ie nog een borreltje bij mijn ouders drinken. Ondersteboven was ‘ie van mijn bezoekje waarin ik het ziekzijn en het aanstaande overlijden van mijn moeder meldde. Maar hij kwam direct. Hij reed nog auto en kon nog goed lopen. Een jaar later, op de crematie van mijn vader, kwám ie wel, maar moest toen al door zijn vrouw ondersteund worden. Gevraagd naar hoe hij het maakte, antwoordde hij dat het van hem allemaal niet meer hoefde. “D’r is niks meer aan. Oud worden is écht niet leuk. Ik mag niks meer. Ik mag maar één borreltje per dag drinken en dan ál die pillen…”.
Het is ook niet niks; om altijd maar met de gezondheid van een ander bezig geweest te zijn en dan zelf zo af te takelen. Gisteren is hij overleden, hij is dood, mijn dokter is ‘uitgedokterd‘…