De (afhankelijke) mens als geldmachine.
Stel: Je neemt opdrachten aan van opdrachtgevers: simpel werk, zeg inpakwerkzaamheden. Tegen een scherpe prijs, want je beschikt immers steeds een maand of zes over niets kostende gesubsidieerde ‘werknemers’ die, met behoud van uitkering vanuit een al dan niet gemeentelijk traject, in een spartaans ingerichte hal hun werkzaamheden (moeten) verrichten. Geen Slechte verwarming, gÈÈn daglicht en slechte voorzieningen.
Opdrachtgever blij; die hoeft niet naar Polen, RoemeniÎ of China met z’n opdracht. Opdrachtnemer blij; die haalt opdrachten (lees: geld) binnen, terwijl de productie ‘m niets (of ontzettend weinig) kost en misschien kan hij hier en daar nog wel een trajectje van UWV, Gemeente of verzekeringsmaatschappij vergoed krijgen. Uitkeringsgerechtigde: niet zo blij; van hem wordt uiteindelijk verwacht mee te werken in dit Spartaanse traject. Doet hij dat niet, dan kan hij namelijk een fikse korting op zijn uitkering verwachten.
En let wel: ik ben er niet tegen dat mensen werken voor hun geld, dat doe ik ten slotte ook. Maar… ik krijg wÈl een marktconform salaris Èn ik mag niet klagen over mijn arbeidsomstandigheden en -voorwaarden. Voor mijn gevoel zijn in de hierboven beschreven situatie de uitkeringsgerechtigde Èn de subsidieverstrekker vooral ‘het lul’. De twee andere partijen spelen ‘baasje’ en verdienen een hoop geld met de inzet van gemeenschapsgeld en claimen hierbij zelfs een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. “Kijk eens hoe betrokken wij zijn…” Iemand met een goede neus voor kansen wordt hier rijk, dat k·n gewoon niet anders.
Het komt vast (zoals zo vaak) in onbegrijpelijke taal uit mijn handen, maar het gevoel blijft evenzowel vervelend. Dus ik begrijp het ook helemaal als jij me niet helemaal begrijpt, maar ik moest er gewoon wat over kwijt. In ieder geval dank voor het lezen. 🙂