Soms zie ik bejaarde mensen. De één nog actief, de ander vermoeid en weer een ander weet niet meer van de wereld om hem of haar heen. De kinderen komen op bezoek. Met de kleinkinderen. Opa wacht al op ze bij het station. Of gewoon bij de deur. Koekjes en snoepjes en andere verwennerijen. De levendigheid van de kleinkinderen is ze eigenlijk iets te veel, maar ze zetten door, uitrusten doen ze morgen wel. Want wat kun je nog als je zo oud bent?
En soms komen de kinderen niet. Soms is er ruzie en komen ze niet meer bij elkaar over de vloer. Of hebben de kinderen het te druk en eigenlijk geen tijd. Te druk met hun carrière, huis, vakanties en de crèche. Daar zitten die oudjes dan. Te wachten. Een heel leven lang in het teken van de kinderen. Of misschien ook wel weer niet. Misschien waren ze nooit lief en oogsten ze nu wat ze gezaaid hebben?
En zo gaan mijn gedachtenspinsels van tijd tot tijd.
En ik kan mezelf er niet goed in (ver)plaatsen.
Want mijn ouders kunnen die leeftijd nooit meer bereiken.
Morgen zou zij 62 zijn geworden.