Schrijven

Zij is sterk; ze zegt resoluut tegen de arts dat ze niet langer in het ziekenhuis wenst te blijven en dat ze direct naar huis wil. De arts belooft haar zijn best hiervoor te doen. Niet goed wetend wat we met de situatie aan moeten, bijten we ons vast in het enige waarin we denken nog invloed te hebben: haar naar huis krijgen. We hebben de dag erop een gesprek met een liaisonverpleegkundige die ‘alles gaat regelen’.
Een rare week volgt. Iedere ochtend om negen uur bel ik haar op in het ziekenhuis. Ze wacht op die telefoontjes. Iedere middag wordt ze overladen met bezoek. Veel kennissen, vrienden en familieleden. En ze is dan beresterk. Ze maakt het haar bezoek gemakkelijk door direct over haar situatie te beginnen: “Tis kut met peren, maar er is niets aan te doen. We moeten er maar het beste ervan maken en niet bij de pakken neerzitten. Maar vertel eens: hoe is het nu met jou?”. En zo breekt ze het ijs voor iedereen die komt.

Fysiek gaat het steeds slechter. En dat zien alleen wij van dichtbij; degenen die erbij zijn als ze moet plassen, als ze toegeeft aan de pijn en de misselijkheid. Bij ons is het veilig, bij ons kan ze kwetsbaar zijn. De misselijkheid is enorm en het lijkt of de misselijkheid en de pijn elkaar versterken. Eten gaat bijna niet meer. Ook het vele bezoek gaat haar opbreken. Het zuigt de energie uit haar. Juist omdat ze het voor de ander zo gemakkelijk wil maken, kost het haar zo veel. Als ’s avonds het bezoek weg is, laten wij ons nog niet wegsturen. Inmiddels is er een ongeschreven afspraak dat wij langer blijven en haar op ons gemak verzorgen; even lekker haar bed opmaken, een schone ‘jama’ aan, een vers kussensloopje en even haar billen smeren. We maken grapjes. Terwijl ze bij pa om zijn nek hangt, omdat ze niet goed meer kan staan, geven wij haar zachte tikken op haar billen. “Goed voor de doorbloeding!”, roepen we. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Dat ze twee maanden terug nog gewoon aan het werk was, bestaat niet meer in onze hersenen.

Ik heb ooit het plan opgevat om te schrijven. Over die periode. Over hoe het ging, wat we voelden, wat het met ons deed. En ik schreef. Vanaf het moment dat het mis ging tot het moment dat ze thuis kwam. Want over de periode daarna lukt het gewoon steeds niet om iets op papier te zetten. Of dat dat nou komt omdat mijn beleving van die periode zo intens was? Of misschien omdat er over denken zeer doet? Of wellicht omdat de details langzaam maar zeker vervagen? Ik weet het niet. Van tijd tot tijd duik ik wel in het document dat ik gemaakt heb. Vooralsnog is dat niet meer dan een samenvatting van de gebeurtenissen uit die tijd. En als ik daar dan weer stukjes van gelezen heb, vergaat me opnieuw de moed om verder te schrijven. Toch…ooit zal het er van komen.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven