Geconcentreerd zat ze voor haar beeldscherm en tuurde naar de letters die verschenen. Haar vingers gleden soepel over het toetsenbord. Ze was moe en haar maag protesteerde tegen het feit dat ze de afgelopen zes uur niet meer had gegeten. Ineens liep er een rilling over haar rug. De ontspannen sfeer van daarnet was verdwenen. Een beklemmend gevoel bekroop haar. Er was iets veranderd, maar wat? Was het het licht, was het de lucht? Ze stond te snel op van haar bureau, werd duizelig en draaide zich om. Wat ze zag benam haar alle adem. Ze schreeuwde: “Nee!!”. Dit kon toch niet waar zijn? Waar was iedereen? De afdeling was leeg, alle bureau’s verlaten. “Dus toch…”, schoot het door haar hoofd. Maar hoe had dit kunnen gebeuren? Zij was toch hier geweest? Of was ze zo geconcentreerd aan het werk geweest dat ze van de hele reorganisatie niets had gemerkt? Ze keek op de klok: drie uur. Ze keek naar de datum op de krant die op haar bureau lag en haar hart maakte een sprong: zondag 24 oktober 2004. De laatste keer dat ze naar haar werk ging, was 20 oktober. Ze begreep er niets van. Waarom vond ze in haar geheugen geen herinneringen van de periode tussen 20 en 24 oktober? Waar was ze geweest? Wat was er gebeurd? Ze wankelde terug naar haar stoel en ging beduusd zitten, vastbesloten dit tot op de bodem uit te zoeken. “Want,” dacht ze, “als er in dit bedrijf zó met personeel omgesprongen wordt, moet daar eens héél nodig over gepraat worden!”.
Uitleg:
Voor mijn afstuderen moet ik een artikel -zoals in tijdschriften- schrijven over een hrm (human resources management)-gerelateerd onderwerp. En er komt niets uit mijn vingers of hoofd, behalve dit soort onzin. Wat denken jullie, als ik dit nou een pagina of 15 lang voor elkaar krijg te produceren, zou ik er dan mee wegkomen?