Naar bed, naar bed, zei Duimelot
Eerst nog wat eten, zei Likkepot
Waar zal ik het halen? zei Langejan
Uit grootvaders kast, zei Ringeling
Dat zal ik verklappen, zei het Kleine Ding.
Ik heb geduimd tot mijn elfde. Op mijn rechterduim en geen andere vinger.
Altijd moest daar iets bij van stof, tegen mijn neus om aan te ruiken. Een theedoek, een laken, naar horen zeggen zÈlfs de sleep van de trouwjurk toen ik bruidsmeisje was. De tijd die ik me nog kan herinneren duimde ik met een hondje. Een hondje van badstof. Wat me van die tijd vooral is bijgebleven is het gevecht met mijn moeder over het wassen van dat knuffelbeest. Ik wilde niet dat Ìe gewassen werd. Hij mocht niet in de wasmachine. Hoe vaak ze ‘m stiekem toch gewassen heeft weet ik eigenlijk niet eens. Maar affijn, dit hele verhaal komt alleen maar door het woordje Duimelot in dit rijmpje-voor-het-slapen-gaan en heeft totaal niets, maar dan ook niets te maken met wat ik eigenlijk wilde delen. Want dat is namelijk het volgende :
Over is de vakantie. Mijn vakantie wel te verstaan.
Noeste arbeid *kuch* valt mij morgen ten deel. Minder frequent zullen mijn postjes worden En ik hoop, voor mijn werkgever en mij, op wat ‘normaler’ tijdstippen dan de afgelopen drie weken!