In 1991 kreeg ik het in mijn gekke hoofd om te vertrekken naar Australië. Een Working Holiday. Nou, het werd een Holiday en weinig Working. Maar op de reis ernaar toe, maakte ik een stopover van twee dagen in Colombo, Sri Lanka. Dat land maakte zo’n indruk dat ik besloot om het jaar daarop (ná mijn holiday) een rondreis aldaar te maken. Veel armoe, maar o zo gastvrije mensen. De kleuren, de geuren! En geplaagd door overstromingen door hevige moessons. Wat een mooi fotoboek is ’t geworden. En ik sloot de rondreis af met een welverdiende uitrustperiode op een piepklein Maledivisch eilandje. Er stonden misschien twintig bungalows op, ongeveer twintig meter van een helblauwe zee. In een kwartier kon je het eiland rondlopen. Eten deden we in een halfopen restaurant en douchen deden we koud met ontzilt water. Volleyballen konden we er ook, maar alleen als het eb was. Iedere ochtend jatten we brood bij het ontbijt voor de vissen. Om zeven uur ’s ochtends de zee in. Wat was het daar heerlijk.
Hoe erg moet het er nu zijn?
Ik kan er met mijn verstand niet bij.
Pingback: Weggevaagd | Smarts Blogt