Vijgentak
Ik had een afspraak met een collega, er zat een adres bij. Ik moest er heen en moest er om half 10 zijn. Ik ging bij licht weg. Het was nogal dringend en het had volgens mij met het anorexiameisje (van mijn werk, red.) te maken. Die collega wist misschien een oplossing en er was dus haast bij. Ik moest met het openbaar vervoer, maar welk, dat weet ik niet meer. Ik wist ook niet uit welke kant ik het station moest uitstappen en gokte. Natuurlijk koos ik de verkeerde uitgang en ik moest een plein oversteken. Daarna liep ik in een flatgebouw een trap af naar beneden, maar dat was niet slim; ik was namelijk op de begane grond begonnen en dus eindigde ik nu in de fietsenkelder.
Daarom ging ik maar weer naar boven en dat moest via een bijzonder ingewikkelde trap, waarbij ik via de armleuningen naar boven moest klauteren. Twee bewoonsters zagen me en zeiden me dat ik ook gewoon de lift had kunnen gebruiken, duh. Via de begane grond van het flatgebouw, waar een binnentuin bleek en waar één van hen nog niet zo lang geleden een vijgentak had geplant, naar buiten. Ik moest even zoeken naar de uitgang.
Al die tijd liep de klok door en ik zou half tien zeker niet halen, kwart voor tien misschien wel. Ik wist ook niet meer wat het adres van die collega (P.K.) was en het was inmiddels donker. Er was een fontein waar een paar jongens zich gingen wassen, maar waar ook de politie achteraan ging. Een jonge toeschouwer (met een Surinaams (?) voorkomen) wist te vertellen wat ze gedaan hadden, maar ik verstond het niet. Hij liep met me mee en ik kreeg een ongemakkelijk gevoel. Ik probeerde me bovendien ook te concentreren op het vinden van het adres van die collega. Ze had het gewhatsappt, maar op welke telefoon? Op die van mezelf of op die van het werk? En anders zou ik haar moeten bellen, maar ook dat lukte niet goed omdat ik boos werd. Het stoorde me namelijk dat die jongen maar met me bleef meelopen. Ik moest rennen.