Lang geleden (ergens in de vorige eeuw ofzo :-)) was ik een klein meisje. Onze huisarts destijds was er één van de oude stempel. Die deed nog aan huisbezoek als er een gezinslid ziek was. Maar hij was meer dan huisarts. Hij en zijn vrouw waren goede vrienden van mijn ouders en kwamen soms ook op visite of op verjaardagen. Zo ook die keer. En het zal woensdagmiddag geweest zijn want ik was thuis en niet op school. Het was een dag waarop hij mij kennis liet maken met rekenen en wiskunde: verhoudingen, door middel van koekjes. Want de verhouding van bloem tot boter en suiker bij het bakken van simpele zandkoekjes is 3:2:1. Ik leerde dat op iedere 300 gram bloem er 200 gram boter en 100 gram suiker nodig waren voor het bakken van overheerlijke koekjes (en een zakje vanillesuiker en eventueel een ei). En zo stond ik dus als klein meisje op een woensdagmiddag met onze huisarts al rekenend koekjes te bakken.
Van de week haalde ik de kookboeken van mijn ouders uit een doos. Ik kwam er één tegen uit het jaar 1976. Een tijd waarin heteluchtovens nog maar sporadisch voorkwamen en volgens mij het woord magnetron nog niet uitgevonden was. Misschien was dat zelfs het jaar waarin ik koekjes leerde bakken. “Bakken met plezier” kopt de titel. Al bladerend kwam ik het recept tegen voor zanddeeg. Met inderdaad de verhoudingen 3:2:1. En ik ging aan de slag. Het kneden van het deeg viel me tegen, in mijn herinnering duurde dat niet zo lang, maar de geur en de smaak van de gebakken koekjes waren voortreffelijk. Ze deden me denken aan een tijd zonder zorgen en verantwoordelijkheden en ik heb er heerlijk van gesmuld!